Vakinhoudelijke discussie
Ik vind dat de vraagstelling hier voor verwarring zorgt. Volgens mij had volstaan om te vragen het welvaartseffect uit te leggen aan de hand van het consumentensurplus en producentensurplus. Bij het producentensurplus is vervolgens de beredenering dat deze deels daalt door dalende prijs maar stijgt door toenemende Q. Ik lees het nu dat het producentensurplus al dalende is en dat vervolgens de prijsverlaging een effect heeft op die daling. Dit vervolgens ook voor de stijging.
Als je voor de eerste ds ook mag zeggen 'worden er meer producten verhuurd', mag je dan niet ook voor ds2 zeggen, worden er minder producten aangeboden ?
Wat te doen bij 2e deelscore met antwoorden waar leerlingen aangeven dat:
- bedrijven door de lagere verkoopprijs minder winst maken...
(Hoe cruciaal is het benoemen van verschil tussen P en MK?)
En wat te doen bij 3e deelscore met antwoorden waar leerlingen aangeven dat:
- bedrijven bij lagere verkoopprijs meer omzet maken.
(bij 3e deelscore wordt indirect aangegeven dat het over een hogere afzet gaat, omdat de omzet bij een lagere verkoopprijs alleen kan zijn gestegen als de afzet ook is gestegen.)
Ik neig er nu naar in beide gevallen de deelscores wel toe te kennen. Hoe zien jullie dat?
Wat te doen bij 2e deelscore met antwoorden waar leerlingen aangeven dat:
- bedrijven door de lagere verkoopprijs minder winst maken...
(Hoe cruciaal is het benoemen van verschil tussen P en MK?)
En wat te doen bij 3e deelscore met antwoorden waar leerlingen aangeven dat:
- bedrijven bij lagere verkoopprijs meer omzet maken.
(bij 3e deelscore wordt indirect aangegeven dat het over een hogere afzet gaat, omdat de omzet bij een lagere verkoopprijs alleen kan zijn gestegen als de afzet ook is gestegen.)
Ik neig er nu naar in beide gevallen de deelscores wel toe te kennen. Hoe zien jullie dat?
"winst" is iets anders dan surplus,
"omzet" is iets anders dan surplus,
de vraag is daar sturend en helder over.
Dit is een vraag die een specifiek stukje kennis test; wat je daar verder ook van mag vinden. En dan horen woorden als leveringsbereidheid en betalingsbereidheid daar in te worden benoemd, en de effecten van (lagere) prijs en grotere afzet correct beschreven. Voor de goede orde; dat doet het overgrote deel van mijn leerlingen ook niet. Het is dus wel echt een vraag die het onderscheid maakt.
Een leerling rekent het oude en het nieuwe consumentensurplus uit door een prijsverlaging naar $24 als voorbeeld te nemen, en rekent daarbij ook het oude en het nieuwe producentensurplus uit. prijseffect en hoeveelheidseffect zitten daar keurig in. En trekt dan de conclusie dat consumentensurplus stijgt, en het producentensurplus iets daalt. (consumentensurplus stijgt van 350 naar 360, producentensurplus daalt van 250 naar 240). Kandidaat legt het dus uit met een berekening.
3 punten??
Dit is een vraag die een specifiek stukje kennis test; wat je daar verder ook van mag vinden. En dan horen woorden als leveringsbereidheid en betalingsbereidheid daar in te worden benoemd, en de effecten van (lagere) prijs en grotere afzet correct beschreven. Voor de goede orde; dat doet het overgrote deel van mijn leerlingen ook niet. Het is dus wel echt een vraag die het onderscheid maakt.
Als ik naar uw opmerking kijk dan wil ik even toevoegen dat gezien het cv uw "en de effecten" moet worden vervangen door "of de effecten". Dit speelt voornamelijk bij dp1. Daarnaast blijft het een voorbeeld van een goed antwoord. Hierdoor kan het cv volgens mij ruimer worden geïnterpreteerd dan dat u nu doet voorkomen. Hopelijk komt hier vanmiddag meer duidelijkheid over.
Dat hoop ik ook; veel leerlingen beschrijven deelscore 1 soms wat onhandig (en dat goed beschrijven is ook lastig voor de iets minder taalvaardige leerlingen), maar gaan bij het producentensurplus al snel richting minder winst c.q. omzet, terwijl het begrip leveringsbereidheid, al dan niet gekoppeld aan MK, daarbij mijns inziens centraal dient te staan. De derde deelscore is daarentegen weer vrij eenvoudig; als een leerling beschrijft dat meer afzet leidt tot een hoger producentensurplus is dat voldoende. Zal ongetwijfeld vanmiddag worden besproken.Dit is een vraag die een specifiek stukje kennis test; wat je daar verder ook van mag vinden. En dan horen woorden als leveringsbereidheid en betalingsbereidheid daar in te worden benoemd, en de effecten van (lagere) prijs en grotere afzet correct beschreven. Voor de goede orde; dat doet het overgrote deel van mijn leerlingen ook niet. Het is dus wel echt een vraag die het onderscheid maakt.
Als ik naar uw opmerking kijk dan wil ik even toevoegen dat gezien het cv uw "en de effecten" moet worden vervangen door "of de effecten". Dit speelt voornamelijk bij dp1. Daarnaast blijft het een voorbeeld van een goed antwoord. Hierdoor kan het cv volgens mij ruimer worden geïnterpreteerd dan dat u nu doet voorkomen. Hopelijk komt hier vanmiddag meer duidelijkheid over.
Deze vraag is toch gewoon slecht gesteld?
Ze vragen naar de positieve (afzet) en negatieve (prijs) impact op het PS, doen dat op een heel onhandige zo niet volstrekt onduidelijke manier.
Deze vraag is compleet waardeloos. Ik kan geen een leerling 3punten geven omdat ze te beknopt zijn in het antwoorden of omdat ze een verkeerde afslag nemen.
Ik snap het doel van de vraag, maar had de vraag anders gesteld en was weggebleven bij leg het effect uit. Leerling schrijft nu op: lagere prijs geeft als effect hoger consumentensurplus. Terwijl ik zeker weet als de vraag was geweest: wat betekent dit voor het consumentensurplus/producentensurplus dan was het goed beantwoord.
ik vind het ook een onduidelijk gestelde vraag. Ook vind ik de deelscores te veel van elkaar verschillen. Zo mag je bij ds1 wel zeggen er wordt meer verkocht, maar bij ds2 niet er wordt minder aangeboden, maar bij ds3 weer wel er wordt meer gekocht (?)
Dit was nu een uitgelezen vraag geweest voor 4 mooie grafiekjes waarin de leerling de juiste wijzigingen van CS en PS moesten herkennen. Had een hoop gedoe gescheeld en echt getest of de leerlingen de effecten kunnen analyseren ipv of ze taalvaardig voldoende zijn om hetgeen wat ze qua inzicht misschien wel kunnen ook voldoende kunnen omschrijven. Moet nog beginnen aan deze vraag, maar ik ben bang voor veel punten aftrek ivm onhandige formuleringen terwijl ze de vaardigheden eigenlijk best wel aardig beheersen...
Deze vraag suggereert dat de prijs is gedaald doordat de aanbodlijn naar rechts verschuift, dan kunnen (onder de juiste omstandigheden qua stijlheid van Qa en Qv) zowel het effect van DS2 als dat van DS3 optreden. Daarom kun je bij DS2 dus ook niet goed rekenen dat er bij een lagere prijs minder aangeboden/minder fietsen verhuurd worden, want dat past niet bij een verschuiving naar rechts van Qa.
Huh?? Waaruit blijkt dit. Er is een beperkt aantal verhuurders actief staat in de inleidende tekst. Nergens genoemd dat er meer aanbieders komen oid?
IK zou zeggen 2p want in zijn antwoord neemt het totale surplus niet toe! En dat was wel de vraag.
LAatste opmerking gaat over uitrekenen van CS en PS als voorbeeld. Tekst werd niet meegenomen.....
Huh?? Waaruit blijkt dit. Er is een beperkt aantal verhuurders actief staat in de inleidende tekst. Nergens genoemd dat er meer aanbieders komen oid?
"Verhuurbedrijf Bon Hopi wil ook fietsen gaan verhuren" (1e zin onder vraag 8). Daarnaast hoeven er niet extra verhuurders toe te treden om het aanbod te laten stijgen/de aanbodlijn naar rechts te laten verschuiven. Bestaande aanbieders kunnen ook meer aanbieden, of mogelijk is de aanbodlijn verschoven omdat er iets in de kosten veranderd is bij de aanbieders.
Mijn opmerking ging erover dat het bij het 2e DS niet mogelijk is om "aanbod neemt af omdat de prijs daalt" ook goed te keuren. De enige manier waarop het PS aan de ene kant daalt door een prijsdaling, maar aan de andere kant ook stijgt als gevolg van diezelfde prijsdaling, is een verschuiving van Qa naar rechts. En in dat geval kan je dus niet volhouden dat PS kleiner is geworden door een kleiner aanbod.
Echt een waardeloze formulering van een vrij eenvoudige vraag waardoor leerlingen nu punten morsen.
Als je uitgaat van een verschuiving naar rechts, dan kun je het hele tweede punt niet beargumenteren. Bij het 2e punt moet je er juist vanuit gaan dat alleen de P verandert lijkt me. Ik vind dit een slechte vraag of vooral een slecht antwoord. De situatie is niet duidelijk genoeg geschetst om uit te gaan van een verschuivende aanbodlijn. Er wordt alleen over een dalende prijs gesproken.
Huh?? Waaruit blijkt dit. Er is een beperkt aantal verhuurders actief staat in de inleidende tekst. Nergens genoemd dat er meer aanbieders komen oid?
"Verhuurbedrijf Bon Hopi wil ook fietsen gaan verhuren" (1e zin onder vraag 8). Daarnaast hoeven er niet extra verhuurders toe te treden om het aanbod te laten stijgen/de aanbodlijn naar rechts te laten verschuiven. Bestaande aanbieders kunnen ook meer aanbieden, of mogelijk is de aanbodlijn verschoven omdat er iets in de kosten veranderd is bij de aanbieders.
Mijn opmerking ging erover dat het bij het 2e DS niet mogelijk is om "aanbod neemt af omdat de prijs daalt" ook goed te keuren. De enige manier waarop het PS aan de ene kant daalt door een prijsdaling, maar aan de andere kant ook stijgt als gevolg van diezelfde prijsdaling, is een verschuiving van Qa naar rechts. En in dat geval kan je dus niet volhouden dat PS kleiner is geworden door een kleiner aanbod.
Bestaande aanbieders gaan meer aanbieden omdat de prijs daalt is een verschuiving LANGS Qa en niet een verschuiving van de lijn. Dit lijkt met dus geen steekhoudende argumentatie. Ik zie ook niet hoe een leerling op het gewenste antwoord had kunnen komen met de verstrekte gegevens. Een prijsverandering geeft alleen aanleiding tot een verschuiving langs de lijn en niet van de lijn. Als nieuwe toetreders niet expliciet genoemd worden dan lijkt het me niet dat je hier een lln op moet afrekenen.
Er staat een deelstreep in het antwoord, MK hoeft dus niet genoemd te worden. Het verschil tussen de prijs en de leveringsbereidheid wordt kleiner is voldoende. De leveringsbereidheid is de aangeboden hoeveelheid en dus 1p.
Begrijp niet waarom hier de conclusie getrokken wordt dat dit geen punt zou opleveren, het staat gewoon zo in het c.v.
De discussie wordt een beetje onduidelijk als iedereen als anoniem inlogt.
Dus als ze zeggen door de lage prijs wordt er minder aangeboden, dus dalend ps, is dat genoeg voor ds2?
Ik reken goed als leerlingen stellen dat het CS toeneemt omdat er bij een lagere prijs meer verkocht wordt. Als dit bij het PS goed gerekend wordt, is deze redenering bij het CS toch ook gewoon goed?
Ik ben echt in de war bij het scoren van deze vraag. Wat mag ik bij DS2 nu goedrekenen? Ik heb veel leerlingen die zeggen: bij deze lagere prijs, verdient de producent minder en willen producenten minder produceren.
wat doen jullie hiermee?
Ik ben echt in de war bij het scoren van deze vraag. Wat mag ik bij DS2 nu goedrekenen? Ik heb veel leerlingen die zeggen: bij deze lagere prijs, verdient de producent minder en willen producenten minder produceren.
wat doen jullie hiermee?
0p
Ik reken goed als leerlingen stellen dat het CS toeneemt omdat er bij een lagere prijs meer verkocht wordt. Als dit bij het PS goed gerekend wordt, is deze redenering bij het CS toch ook gewoon goed?
Goed lezen, die optie staat verwerkt in eerste bullet in CV
Huh?? Waaruit blijkt dit. Er is een beperkt aantal verhuurders actief staat in de inleidende tekst. Nergens genoemd dat er meer aanbieders komen oid?
"Verhuurbedrijf Bon Hopi wil ook fietsen gaan verhuren" (1e zin onder vraag 8). Daarnaast hoeven er niet extra verhuurders toe te treden om het aanbod te laten stijgen/de aanbodlijn naar rechts te laten verschuiven. Bestaande aanbieders kunnen ook meer aanbieden, of mogelijk is de aanbodlijn verschoven omdat er iets in de kosten veranderd is bij de aanbieders.
Mijn opmerking ging erover dat het bij het 2e DS niet mogelijk is om "aanbod neemt af omdat de prijs daalt" ook goed te keuren. De enige manier waarop het PS aan de ene kant daalt door een prijsdaling, maar aan de andere kant ook stijgt als gevolg van diezelfde prijsdaling, is een verschuiving van Qa naar rechts. En in dat geval kan je dus niet volhouden dat PS kleiner is geworden door een kleiner aanbod.
Bestaande aanbieders gaan meer aanbieden omdat de prijs daalt is een verschuiving LANGS Qa en niet een verschuiving van de lijn. Dit lijkt met dus geen steekhoudende argumentatie. Ik zie ook niet hoe een leerling op het gewenste antwoord had kunnen komen met de verstrekte gegevens. Een prijsverandering geeft alleen aanleiding tot een verschuiving langs de lijn en niet van de lijn. Als nieuwe toetreders niet expliciet genoemd worden dan lijkt het me niet dat je hier een lln op moet afrekenen.
De enige manier waarop er én een lagere prijs gerekend wordt én er meer aangeboden wordt is als de qa naar rechts is opgeschoven en dat is de enige voorwaarde waaronder PS zowel afneemt als toeneemt door de prijsverandering die ontstaan is. En om die reden kan het dus niet correct zijn als de leerling beweert dat het PS afneemt omdat er minder aangeboden wordt. Dan zou ds3 dus niet mogelijk zijn.
De hoeveelheid discussie hierover en de moeite die wij hebben met elkaar om het soort van eens te worden over de context waar we aan moeten denken geeft wel aan dat de gemiddelde leerling zich hier (terecht m.i.) met een kluitje het riet in gestuurd voelt...